Steden en dorpen in Dordogne Steden en dorpen in Dordogne

Steden en dorpen in Dordogne

Voor sfeervolle dorpen en steden moet je in de Dordogne zijn. Ontdek charmante bastides en slenter rond tussen de Romeinse overblijfselen in de eeuwenoude hoofdstad Périgueux.

Noordelijke Dordogne

Bourdeilles

Op een rustig plekje midden in de natuur, aan de oevers van de Dronne, vind je het kleine dorp Bourdeilles. De oude huizen getuigen van het rijke verleden van dit dorp. Het dorp Bourdeilles vormde zich halverwege de middeleeuwen rondom een kasteel dat een strategisch punt op de route tussen Périgueux en Angoulême moest beveiligen: de oversteek van de Dronne. De belangrijkste overgebleven monumenten in het dorp zijn twee kastelen: het dertiende-eeuwse fort en een zestiende-eeuws renaissancepaleis. In de middeleeuwen was het kasteel de hoofdzetel van een van de vier baronnies waarin de landstreek Périgord verdeeld was. Beide gebouwen kunnen bezocht worden, maar er is meer dat deze plek een bezoek waard maakt. Bewonder de stijlvolle kerk met bijzondere glas-in-loodramen, wandel langs de Dronne naar het lavoir, de wasplaats die tegen de steile kliffen is aangebouwd, en ontdek de veertiende-eeuwse brug, herbouwd na een grote overstroming in 1735.

Brantôme

In een bocht van de rivier de Dronne ligt het leuke plaatsje Brantôme. Al in de prehistorie woonden hier mensen, getuige daarvan is een oud hunebed in de nabije omgeving. Het oude middeleeuwse stadscentrum is omringd door water en wordt niet voor niets het Venetië van de Périgord genoemd. Als je Venetië kent is die benaming misschien een beetje overdreven, maar door het vele water onderscheidt het dorp zich wel van andere plaatsen in de Dordogne. 

De grootste bezienswaardigheid van Brantôme is, naast de fraaie ligging aan het water, de eeuwenoude abdij aan de rand, genesteld tegen de kliffen en groene helling in de bocht van de rivier. Het complex verrees naar alle waarschijnlijkheid in de achtste eeuw, onder Pepijn de Korte. Omdat de abt goede banden onderhield met de leider van de protestanten, ontsnapte het stadje tijdens de godsdienstoorlogen aan de strijd. Het is een van de redenen waarom de abdij er nog zo mooi bij ligt. 

Een bezoek aan Brantôme is niet compleet zonder een wandeling door de nauwe straatjes. Sla in de Rue Victor Hugo ook zeker even het steegje aan de linkerkant in, waardoor je richting het water loopt. Hier vind je namelijk nog een bijzondere toren die deel uitmaakt van de voormalige stadsmuren. Je kunt er onderdoor lopen en komt dan aan de waterkant, waarbij je een uniek uitzicht hebt op de abdij aan de overkant. 

Kom je op vrijdag in Brantôme, dan is er een leuke markt met regionale specialiteiten. En wil je langer genieten van de gezelligheid in dit stadje, dan is het een leuk idee om rond lunchtijd of voor het avondeten op een van de vele terrasjes met uitzicht over het water neer te strijken.

Excideuil

Excideuil is een vrij groot dorp, dat een mooie uitvalsbasis is voor de noordoostelijke Dordognestreek. Het dorp ontstond rond het kasteel, dat in de loop der tijd heel wat strubbelingen heeft doorstaan. In de Honderdjarige Oorlog wisselde het enkele malen van eigendom tussen de Fransen en Engelsen. Gedurende de daaropvolgende godsdienstoorlogen wisten protestantse belagers het korte tijd te bezetten. Tegenwoordig is het deels privébezit en deels eigendom van de gemeente. Het gemeentelijke deel is het gehele jaar gratis te bezoeken. Verder vind je in het dorp een romaanse kerk, een commanderij van de tempeliers en overblijfselen van een oud klooster, het Couvent des Cordeliers. 

Lusignac

Lusignac is een piepklein dorp, gelegen op een kalkstenen plateau, waardoor je mooi uitzicht over de omgeving hebt. In het dorpje vind je een versterkte romaanse kerk, gebouwd vanaf de twaalfde eeuw, en een kasteel dat tegenwoordig privébezit is. 

Mareuil

Mareuil was net als Bourdeilles, en Beynac en Biron in het zuiden, hoofdzetel van een van de vier baronnies van de Périgord. Het vijftiende-eeuwse kasteel getuigt nog van het belang van deze plek. In de Honderdjarige Oorlog werd een eerder kasteel op deze plek verwoest. Op het platteland ten zuiden van het dorpscentrum liggen nog enkele andere kastelen uit de vijftiende eeuw, een tijd van grote onrust in de regio. In het dorp vind je verder een middeleeuwse kerk die zowel romaanse en gotische als renaissance stijlelementen heeft, en enkele sfeervolle straatjes. 

Montagrier

Geen dorp is hetzelfde in Frankrijk. Dat geldt wel helemaal voor Montagrier. Opmerkelijk hier is onder andere dat de kerk een stukje erbuiten ligt. Dat is te danken aan het feit dat de eerdere parochiekerk in het dorp zelf afgebroken werd, waarna de kerk van de net buiten de bebouwde kom gelegen priorij dienst ging doen als kerk voor de gemeenschap. De kerk zelf is ook opmerkelijk, met name vanwege de vorm. Aan het koor liggen diverse apsissen vast, waardoor de kerk een klavervorm kreeg. In de kerk mag je het gebeeldhouwde Christusmonogram niet missen, dat waarschijnlijk uit de zesde eeuw dateert. Als je de kerk hebt bezichtigd, kun je buiten ook nog genieten van een weids uitzicht over de vallei van de Dronne. Montagrier ligt namelijk op een kleine heuvel. Die positie zorgde ervoor dat er al lang geleden mensen gingen wonen. Zo zijn er onder meer grafvondsten uit de Romeinse tijd gedaan in deze omgeving. Daarvan is nu aan het oppervlakte weinig meer te zien. Van recenter datum is de overgebleven poort, onderdeel van de middeleeuwse verdedigingswerken van het dorp. 

Périgueux

Wanneer je door Périgueux loopt, valt al snel op dat de stad uit twee delen bestaat. Dat heeft alles te maken met haar veelbewogen geschiedenis. Ooit was deze plek grondgebied van een Gallische stam, de Pétrocores. Vervolgens kwamen de Romeinen, die op een vlakte in een bocht van de Isle de stad Vesunna bouwden naar Romeins recept, met onder meer een forum, badhuis, amfitheater en tempels. Na invallen van Germaanse stammen trokken de Gallo-Romeinen zich terug achter nieuwe stadsmuren. Zo ontstond wat later bekend zou komen te staan als La Cité. Tegen het einde van de tiende eeuw groeide er een paar honderd meter verderop een nieuwe nederzetting, rond een klooster dat gewijd was aan Sint-Front, die rond de derde eeuw het evangelie in de Périgord verspreid had. Ook deze nederzetting, Puy-Saint-Front genoemd, werd voorzien van stadsmuren. Vanaf de twaalfde eeuw groeide de stad snel door de toeloop van pelgrims die de relieken van Saint-Front wilden bezichtigen. Uiteindelijk smolten de Cité en Puy-Saint-Front samen tot een stad die langzamerhand bekend werd als Périgueux, vernoemd naar de oude Gallische stam Pétrocores.

Tot de bezienswaardigheden van de stad behoren onder meer de Eschif de Creyssac, een oude wachttoren, gebouwen uit de renaissancetijd, in het bijzonder langs de Rue Limogeanne en tal van Romeinse overblijfselen. De imposante Cathédrale Saint-Front valt op door de koepels op het dak, in de negentiende eeuw prachtig gerestaureerd. De kerk diende als voorbeeld voor de Sacré Coeur in Parijs. Bijzonder is dat je nog veel elementen van de verschillende bouwperiodes kunt terugzien. Aan de voorkant vind je zelfs merovingische en karolingische elementen, van voor de tiende eeuw. Aan de zijkant van de kerk ligt een middeleeuwse kloostergang, die herinnert aan het feit dat dit ooit een klooster was.

Ribérac

De kans is groot dat je een keer in Ribérac komt bij een bezoek aan deze streek. Het heeft namelijk een van de grootste markten van de omgeving en ligt op een knooppunt van wegen. De stad ontstond rondom een kasteel, hier gebouwd rond het jaar 1000, en afgebroken na de Revolutie, toen het in slechte staat was. Van het kasteel, dat eens in handen was van machtige families als Turenne en Talleyrand, resteert tegenwoordig alleen nog de kapel, nu in gebruik als expositieruimte. Voor liefhebbers van middeleeuwse overblijfselen is in deze stad helaas weinig meer te vinden, het meeste erfgoed dateert uit de negentiende en twintigste eeuw. Bekijk bijvoorbeeld de neo-romaanse Notre-Dame-de-la-Paix uit 1933. In het stadje zijn redelijk wat winkels en horeca, waarvan er veel gericht zijn op Britse toeristen en eigenaren van een tweede huis, die je hier veel ziet.

Saint-Aulaye

Mooie natuurstenen huizen, een kasteel dat tegenwoordig gemeentehuis is én de geboortegrond van een bijzondere cognac uit de Périgord: Saint-Aulaye. Het dorp is de enige bastide van de noordelijke Dordognestreek en werd in de dertiende eeuw gesticht. Net als in Montagrier ligt de kerk net buiten het dorpscentrum, ook dit is een voormalige priorijkerk die tegenwoordig parochiekerk is. Een van de grootste bezienswaardigheden van Saint-Aulaye, naast de romaanse kerk en het mooie uitzicht over de omgeving, is het Musée du Cognac. De inwoners zijn er namelijk trots op dat uit hun dorp de enige cognac afkomstig is die buiten de Charentestreek wordt gemaakt. Natuurlijk mag een proeverijtje niet ontbreken, als je er toch bent.

Saint-Jean-de-Côle

Zoals wel meer Franse dorpjes is Saint-Jean-de-Côle ontstaan vanuit een godsdienstige achtergrond. Aan de oevers van het riviertje Côle werd een priorij opgericht, zo rond het jaar 1083. Omstreeks dezelfde tijd verrees er hier ook een kasteel, wat ervoor zorgde dat de religieuze gemeenschap goed beschermd werd. Al snel groeide de invloed van de priorij: deze had bezittingen van Périgueux tot aan Limoges. Dat succes had natuurlijk aantrekkingskracht: rondom het kasteel en het kleine klooster ontstond een groeiende nederzetting. Dat stokte abrupt toen de Engelsen in 1394 het kasteel en de religieuze gebouwen verwoestten. Enkele decennia later herbouwden de inwoners hun dorp, maar een eeuw later waren het de protestanten die op hun beurt huishielden. In de zeventiende eeuw begon het renoveren opnieuw. Maar helaas, weer een eeuw later gaf de Franse Revolutie de genadeslag aan het klooster. Niettemin kende het dorp een nieuw periode van welvaart en groei, door de komst van een treinverbinding met Angoulême en Brive.

Als je door het dorp loopt, krijg je als vanzelf iets mee van de turbulente geschiedenis. Merk bijvoorbeeld op dat het kerkje wat bijzonder staat gepositioneerd ten opzichte van het centrale plein, en dat er een markthal direct tegenaan is gebouwd. Omdat de kerk lange tijd geen parochiekerk maar kerk van de priorij was, ligt de oorspronkelijke ingang van de kerk niet in de richting van het dorp maar de andere kant op. En waarom de markthal direct tegen de kerk aangebouwd werd is een raadsel, maar er doet een anekdote de ronde dat dit eeuwen geleden door de dorpelingen en de burgemeester uit rancune richting een priester gedaan zou zijn.

Saint-Privat-des-Prés

Saint-Privat-des-Prés ontstond vanaf de twaalfde eeuw, toen hier een priorij werd gevestigd. Na de Revolutie werden de gebouwen hiervan afgebroken, uitgezonderd de kerk, die parochiekerk werd. Het godshuis heeft een opmerkelijke rechthoekige vorm en een mooi romaans timpaan. Bijzonder aan het interieur is onder meer een wijwatervat, uitgehakt in een deel van een oude Gallo-Romeinse pilaar. Op een steenworp afstand van de kerk vind je het versterkte huis ‘Prieuré de Saint-Privat’, voorzien van een imposante toren uit de dertiende eeuw. Het dorpsmuseum geeft een overzicht van het leven in Saint-Privat in de loop der tijd.

Thiviers

Het levendige stadje Thiviers presenteert zich ook wel als hoofdstad van de foie gras. Zo vind je er naast het toerismebureau het Maison du Foie Gras, waar je meer te weten komt over de geschiedenis en de productie van deze regionale specialiteit. Maar ook als je niet geïnteresseerd bent in ganzenlever is Thiviers de moeite van een stop waard. Bijvoorbeeld op zaterdag, als het marktdag is. Ontdek eveneens de twaalfde-eeuwse, in byzantijnse stijl gebouwde Église Notre-Dame de l’Assomption, die in vroeger tijden waarschijnlijk twee koepels bezat. Verder vind je er relatief veel winkels, enkele restaurants en wat middeleeuwse huizen, waaronder twee met vakwerkgevel. 

Varaignes

Een kasteel, een leuke kerk en wat oude huizen, meer hoeft een dorpje meestal niet te hebben om charmant te zijn. Dat blijkt bij een bezoek aan Varaignes, een dorp dat ontstond rond een kasteel uit de twaalfde eeuw. De vesting werd in de daaropvolgende eeuwen herhaaldelijk verbouwd en herbergt tegenwoordig het Musée des Tisserands et de la Pantoufle charentaise. De bekende charentaise, een comfortabele vilten schoen, stamt namelijk uit de Périgord Vert en anders dan je zou verwachten dus niet uit de Charente. Andere bezienswaardigheden van dit dorpje zijn het lavoir (wasplaats) net buiten het dorp aan het riviertje Crochet, een oude duiventil, de markthal en de grange aux dîmes, waar vroeger de belasting betaald werd.

Zuidelijke Dordogne

Beaumont

Beaumont, onderdeel van de gemeente Beaumontois-en-Périgord, werd in 1272 als bastide opgericht door de koning van Engeland, Edward I. Het is een bastide zoals je hem verwacht: een leuk plein, met daaromheen woningen met gewelven eronder en natuurlijk ook een oude markthal. Eens was de stad versterkt met een muur en zestien poorten, daarvan resteert er nu nog een, de Porte Luzier. Bijzonder is vooral ook de kerk met versterkingen, een plomp bouwwerk, dat van ver meer wegheeft van een kasteel dan van een kerk.

Sinds een paar jaar is het centrale plein autovrij gemaakt en helemaal opgeknapt, waardoor het weer de charme van vroeger heeft. Het stratenplan is in de vorm van een H, en een groot aantal oude huizen staan er bijna nog net zo bij als eeuwen geleden.

Belvès

De naam Belvès komt uit de middeleeuwen, een samenvoeging van dezelfde woorden waar ook het Franse ‘belle vue’ vandaan komt. Mooi uitzicht dus, en dat heb je niet alleen vanaf het stadje zelf, maar ook als je op de D710 komt aanrijden. Belvès ligt namelijk op een kleine verhoging in het landschap en torent zo boven de omgeving uit.

Op het moment dat de Honderdjarige Oorlog tussen de Fransen en Engelsen in het voordeel van de Fransen werd beslecht, lag er veel in puin. Een uitbraak van de pest was de druppel, en tegen het einde van de vijftiende eeuw waren zowat de helft van de huizen in de dorpen en steden leeg en vervallen. Nadat de rust eenmaal wat was weergekeerd, bloeide de omgeving van Belvès echter snel weer op. Zo kwam er in de stad een markt en werden er diverse scholen geopend.

Het is een vrij klein stadje, waar je met een half uur tot een uur lopen wel doorheen bent. Parkeer de auto bijvoorbeeld naast de mairie (let op de veertiende-eeuwse toren van de Couvent des Frères Prêcheurs). Loop vervolgens de hoofdstraat van het stadje in, de Rue Jacques Manchotte. Deze komt uit op het marktplein, waar de vijftiende-eeuwse markthal pronkt. Schuin tegenover de markthal, aan de andere kant van het plein, voert een smal straatje omlaag naar enkele bijzondere grotwoningen, waar van de dertiende tot de achttiende eeuw de allerarmsten woonden. Je kunt deze grot bezoeken met een gids, om een idee te krijgen hoe hier geleefd werd.

Bergerac

Bergerac ligt aan beide zijdes van de rivier de Dordogne. Het oude centrum op de rechteroever, het stadsdeel Madeleine op de linkeroever. De oevers worden verbonden door de Vieux Pont. De huidige brug dateert uit 1822 en is dus inmiddels ook al ruim tweehonderd jaar oud, maar al in de dertiende eeuw was er op deze plek een brug. In het oude centrum stuit je als je door de Grand Rue loopt al snel op een van de twee standbeelden van Cyrano de Bergerac, en op de Église Saint-Jacques de Bergerac, de kerk uit de zestiende en zeventiende eeuw die van oudsher een bekende stopplaats vormt op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela. In de zestiende eeuw werd de voorloper van deze kerk verwoest door de protestanten, die net als op veel andere plekken in Frankrijk korte tijd stevig voet aan de grond kregen. In de decennia daarop werd in Bergerac zelfs het grootste gedeelte van de inwoners protestants. Wanneer in 1685 het protestantisme verboden wordt, trekt een deel van de bevolking weg, onder andere naar Nederland. Niettemin blijft een klein deel van de protestanten in het geheim samenkomen tot hun kerkgenootschap een eeuw later weer wordt toegestaan.

Als je via het Place de la Myrpe richting de Dordogne wandelt, passeer je allerlei oude vakwerkhuizen en nauwe straatjes. Vanaf de oever van de rivier kun je dan via de Rue des Rois de France en de Rue de l’Ancien Pont teruglopen naar het centrum, om vervolgens via de Rue des Fontaines bij het plein met de markthal uit te komen. 

Beynac-et-Cazenac

Dit dorp heeft alles wat de streek zo geliefd maakt. Prachtige oude huizen, een formidabele ligging, een eeuwenoud kasteel met een panoramisch uitzicht over de loop van de rivier. In het fraai aan de Dordogne gelegen Beynac-et-Cazenac valt er aan het kasteel niet te ontkomen, het is vanuit alle hoeken en gaten te zien. In de middeleeuwen lag dit kasteel op een strategische plek. 

Het werd in de twaalfde eeuw door de Engelse Richard Leeuwenhart veroverd en korte tijd later heroverd door de Fransen. Die lieten het toenmalige kasteel slopen. Maar al snel verrees er een nieuwe vesting, die belangrijk werd in de Frans-Engelse oorlog. Het tegenovergelegen Castelnaud kwam in handen van de Engelsen en zo vormde de rivier de Dordogne in dit gebied de grens tussen de beide koninkrijken.

Het kasteel is te bezoeken, maar ook het dorp op zich is de moeite waard. Slenter door de oude straten omhoog en laat je meenemen door de historie van deze plek. Boven gekomen wacht het weidse uitzicht over de streek. 

Domme

Domme is gebouwd op rotskliffen aan de zuidkant van de rivier, en dat verklaart ook haar bijzondere opbouw. Normaal zijn bastides uiterst strak met een kaarsrecht stratenplan. Maar in dit geval stond het landschap zo’n strakke plattegrond niet toe en vertoont de kaart van Domme meer onregelmatige vormen dan bij andere bastides. Die kliffen zijn trouwens in de zestiende eeuw nog eens beklommen door een leger onder aanvoering van de protestantse hoofdman Geoffroy de Vivans, die op deze avontuurlijke manier tijdens de zogeheten godsdienstoorlogen het stadje veroverde op de katholieken. Daarna had Domme nog te maken met enkele volksopstanden in de zestiende en zeventiende eeuw. Al die tijd bleven de bijzondere gebouwen redelijk gespaard, en na de zeventiende eeuw was het gedaan met de voorspoed. Daardoor werd er vervolgens weinig aan nieuwbouw gedaan, en zo kan het gebeuren dat je nu nog door een goed bewaard gebleven bastide kunt lopen.

De belangrijkste bezienswaardigheid van Domme is – naast het prachtige uitzicht vanaf het belvedère – allereerst de plompe stadspoort aan de oostkant, La porte des Tours. Deze poort werd aan het begin van de veertiende eeuw omgebouwd tot gevangenis, en nog steeds kun je binnenin de inscripties van gevangenen bekijken. Verder vind je onder het dorp ook een bijzondere druipsteengrot, waarvan de toegang in de oude markthal op het centrale plein ligt. Via een lift die tegen de kliffen aan is gebouwd kom je weer boven de grond. Bijzonder is tot slot ook dat delen van de verdedigingsmuren bewaard zijn gebleven.

Eymet

Al in de tijd van de Galliërs was dit een strategische plek, zo hebben archeologische vondsten bewezen. Dat werd ook door Alphonse de Poitiers onderkend en hij stichtte in 1270 dan ook een bastide. Enkele jaren later moesten de Fransen deze plek opgeven en werd het Engels grondgebied. Na de Honderdjarige Oorlog ontwikkelde Eymet zich langzaamaan verder en werd er ook buiten de versterkingen gebouwd. Eind negentiende eeuw kwam er zelfs een station en spoorlijn, die het dorp met Bordeaux verbond. Deze verbinding werd een kleine eeuw later weer opgedoekt. Tegenwoordig is Eymet een vrij levendig stadje, met als belangrijkste bezienswaardigheid een pittoresk marktplein omringd door woningen met arcades en vakwerkgevels. Aan de rand van het dorp vind je bovendien nog het dertiende-eeuwse Château d’Eymet, dat de bastide moest beschermen tegen rondtrekkende bendes en een rol speelde in de Honderdjarige Oorlog. De middeleeuwse kerk van het dorp werd in de negentiende eeuw vervangen door een neogotisch gebouw. 

Issigeac

In het land van de rechthoekige bastides is Issigeac een vreemde eend in de bijt. Geen strak stratenplan, maar een rond dorp met straatjes als het binnenste van een slakkenschelp. Het gaat hier dan ook niet om een bastide, maar om een nog veel ouder dorp. Issigeac ontstond waarschijnlijk op de plek waar eerder een Romeins legerkamp was. Het lag op een doorgaande route tussen de voorlopers van Périgueux en Agen. Aan het eind van de twintigste eeuw werden de resten van een relatief groot Romeins badhuis gevonden, en eerder ook al eens een antieke mijlpaal. Na de Romeinse tijd bleef de plek bewoond, zo getuigt de vondst van een Merovingische begraafplaats. In de tijd dat er her en der versterkte bastides verrezen, werd het ook tijd voor Issigeac om zich te verdedigen. De bestaande omwalling uit de Romeinse tijd werd uitgebreid met muren, poorten en torens. De oudste huizen in het dorp die nog bewaard zijn gebleven dateren uit die tijd. Maar er is nog veel meer te zien: een vijftiende-eeuwse gotische kerk, het kasteel van de bisschoppen van Sarlat uit de veertiende eeuw en het Maison Champignon, een als een champignon gevormd vakwerkhuis. Bij een wandeling door het dorp zal ook opvallen hoeveel kunstenaars en ambachtslieden er gevestigd zijn. Ontdek bijvoorbeeld leuke winkeltjes en galerieën met schilderijen, geblazen glas, aardewerk, gevlochten manden en beeldhouwwerk. Issigeac is een levendig plaatsje, ook doordat er regelmatig markten en festiviteiten plaatsvinden. 

Lalinde

Al in de Romeinse tijd was dit gebied bewoond. Volgens historici heette het hier toen Diolindum, en die naam klinkt door in Lalinde. In de dertiende eeuw stichtte een Engelsman hier aan de noordelijke oever van de Dordogne een bastide. Nog steeds is het kaarsrechte stratenplan in het dorp te herkennen. Veel van de middeleeuwse gebouwen en versterkingen zijn inmiddels verdwenen, maar nog steeds houdt het stadje een zekere charme. In de gehuchten in de omgeving zijn nog enkele kastelen uit de middeleeuwen en kort daarna bewaard gebleven. Het kasteel van Lalinde zelf dat hier in de dertiende eeuw gebouwd werd, is in de negentiende eeuw compleet herbouwd. Niet te missen: het Maison de Montard en het ernaast gelegen Office de Tourisme. Het is een fraai natuurstenen huis aan de Dordogne met een mooi aangelegde tuin. In het Maison de Montard worden regelmatig exposities gehouden.

La Roque-Gageac

Een van de publiekstrekkers van La Roque-Gageac is de exotische tuin, die over de breedte van het dorp tegen de rotswand is aangelegd. De tuinen van zijn het werk van Gérard Dorin, naar wie ook een straatje in het dorp is vernoemd. Dertig jaar werkte hij hier aan een oase van groen, tot zijn dood in december 2014. Tussen de kleine huisjes en tegen de rotswand groeien de meest exotische planten, die Dorin vanuit allerlei plaatsen ter wereld hierheen bracht.

Vergeet niet, als je in het spectaculair gelegen La Roque-Gageac bent, omhoog te kijken. Daar vind je een fort in de rots, gebouwd in de twaalfde eeuw. De inwoners van het dorp gebruikten dit kasteel om in te schuilen in perioden van dreiging, tot het in de achttiende eeuw werd ontmanteld. De ruïnes zijn jammer genoeg niet toegankelijk voor publiek.

Helaas bood de rots waarin het fort is gebouwd niet alleen maar bescherming. De oudere ‘Laraquois’, zoals de inwoners van het dorp genoemd worden, zullen zich allemaal het rampjaar 1957 herinneren. Toen brak er een stuk van de kliffen af dat zes huizen verwoestte en drie mensen het leven benam. In het dorp vind je nog borden met informatie die hierover vertellen. De plek waar eerder de huizen stonden, is nu een braakliggend terrein. Enkel een gedenksteen herinnert nog aan deze tragische dag.

Limeuil

Het dorpje Limeuil, een van de mooiste van de streek, is gelegen op de confluence van de Vézère en de Dordogne, de plek waar de twee rivieren samenkomen. De huizen omringen grotendeels een plateau op een rots, waar vroeger het kasteel van Limeuil stond. Daar is weinig meer van over, maar op de plek van het kasteel zijn tegenwoordig tuinen aangelegd die bezocht kunnen worden. Wel bewaard gebleven zijn onder andere de middeleeuwse muren van Limeuil en een behoorlijk aantal pittoreske huizen. Via de oude poort aan het begin van de Rue du Port aan de zuidkant van het dorp kun je het dorp binnenwandelen. Wanneer je de hoofdstraat uitloopt, kom je als vanzelf bij de hoger gelegen tuinen. Iets buiten het dorp, bij de begraafplaats, vind je de twaalfde-eeuwse Chapelle Saint-Martin, die gebouwd werd in opdracht van Richard Leeuwenhart en gewijd is aan Thomas Beckett en Sint Maarten. In het verleden was de kerk vanbinnen helemaal bedekt met fresco’s, daar zijn alleen nog wat restanten van zichtbaar. 

Monpazier

De bastide Monpazier werd in 1284 opgericht door de toenmalige koning van Engeland. Drie rechte straten doorsnijden de rechthoekige vorm van het stadje: de Rue Saint-Joseph, de Rue Notre Dame en de Rue Saint-Jacques. Die laatste twee hebben boven de ingang van de straat ook nog een authentieke poort, overblijfselen van de muren die het dorp in vroeger tijden helemaal omringden. In de late middeleeuwen kwam het plaatsje tot bloei, maar het wist, net zoals veel andere bastides, niet verder uit te groeien tot grotere stad. Daaraan hebben we te danken dat je vandaag nog steeds veel bastides in prachtige, originele staat kunt zien. De grootste bezienswaardigheid van het dorp: prachtige arcades onder de huizen aan alle vier de zijdes, een dertiende-eeuwse houten markthal, gezellige terrasjes en rozen die tegen de huizen opgroeien. Met recht is dit een van de mooiste bastides van de streek. 

Montignac

Montignac is vooral bekend dankzij de grotten van Lascaux, die op het grondgebied liggen. In 1940 vonden vier vrienden op de linkeroever van de Vézère een grot die voorzien was van prachtige prehistorische schilderingen. De originele grot is inmiddels niet meer te bezoeken, maar in de loop der tijd werden twee replica’s gebouwd. Montignac is echter meer dan de grotten. Het dorp bestaat uit twee delen, op beide oevers van de rivier. De rechteroever heeft enkele pittoreske straten met middeleeuwse huizen rondom een kasteel waar tegenwoordig alleen nog een toren en wat muren van te zien zijn. Op de linkeroever kun je sporen ontdekken van het religieuze verleden. Ooit was hier een priorij gevestigd, van de middeleeuwse gebouwen resteren het ziekenhuis (Hôpital Saint-Jean) en de kapel. In het oude ziekenhuis is tegenwoordig het Office de Tourisme gevestigd.

Saint-Astier

Dit dorp aan de Isle dankt zijn naam aan Astérius, een kluizenaar afkomstig uit een Romeinse familie, geboren in de zesde eeuw. Hij zou tijdens zijn leven enkele wonderen hebben verricht die hem bekendheid opleverden. Na zijn dood verrees er een abdij en kwam er een bedevaart op gang naar zijn overblijfselen. In het altaar van de romaanse crypte van de huidige kerk, ontdekt in 1894, liggen nog altijd zijn botten. Die kerk werd overigens in de vijftiende eeuw versterkt, als gevolg van de onrust in de streek tijdens de Honderdjarige Oorlog. De hoogste gedeeltes van de imposante klokkentoren dateren uit de zestiende eeuw. Ook in de zeventiende eeuw werd de kerk nog aangepast. Het centrum van Saint-Astier ligt rondom de kerk, met enkele terrassen en huizen uit met name de zestiende tot achttiende eeuw. Een goede tijd om dit dorp te bezoeken is op marktdagen (donderdag), wanneer de straten gevuld zijn met kraampjes. 

Saint-Cyprien

Ook het ontstaan van dit dorp is verbonden met een kluizenaar, genaamd Cyprien. Van eerder dan de negende eeuw zijn echter geen gebouwen bewaard gebleven, dus men tast in het duister over de vroege geschiedenis. De invasies door Vikingen in de negende eeuw noodzaakte de monniken in elk geval om het dorp van verdedigingswerken te voorzien. Omdat de streek in de daaropvolgende tijd nooit echt veilig was, bleven deze noodzakelijk. Zo werd de huidige, indrukwekkende toren van de kloosterkapel in de twaalfde eeuw gebouwd. Aan de zuidkant van de voormalige abdij ligt een pittoresk centrum met smalle straatjes, en aan weerskanten daarvan allerlei natuurstenen huizen uit met name de zestiende tot achttiende eeuw. Het dorp heeft een gewaardeerde zondagsmarkt en vormt als het ware een toegangspoort tot de oostelijk gelegen hoogtepunten in de Dordognevallei.

Saint-Léon-sur-Vézère

Halverwege Sarlat en Les Eyzies ligt deze oude haven aan de Vézère. Het dorp behoort tot de Plus beaux villages de France en combineert een prachtige ligging aan de rivier met eeuwenoude gebouwen. Bij een bezoek aan Saint-Léon-sur-Vézère kun je niet om de romaanse kerk heen, gebouwd op Romeinse fundamenten waarvan enkele delen nog te zien zijn. In en om het dorp zijn enkele fraaie kastelen en diverse vindplaatsen van prehistorische overblijfselen.

Sarlat-la-Canéda

Sarlat is een middeleeuwse stad die zich heeft ontwikkeld rondom de oorspronkelijk Karolingische benedictijner abdij. In de tweede helft van de middeleeuwen groeide het uit tot een belangrijke handelsstad. Ook speelde Sarlat een rol in de Honderdjarige Oorlog, onder meer wat betreft de bevoorrading van Franse troepen in de verderop gelegen burchten. Sarlat wordt in tweeën gedeeld door een lange rechte straat, de Rue de la République. Het grootste deel van het centrum bevindt zich aan de oostkant van de straat. Wandel bijvoorbeeld door de Rue des Consuls en je staat direct tegenover enkele van de mooiste gebouwen in de stad: het Hôtel Plamon en het Hôtel de Vassal. In deze huizen zie je goed de verschillende bouwstijlen van Sarlat, met elementen uit de veertiende (spitsbogen) tot de zeventiende eeuw (een houten trap). Ook niet te missen is de Église Sainte-Marie, die door architect Jean Nouvel is omgebouwd tot markthal.

Via het Place de la Liberté loop je naar het Hôtel de Grézel, nog zo’n mooi oud herenhuis, met een fraaie vakwerkgevel. Daarna gaat de wandeling verder richting de oude kathedraal van Sarlat. In de twaalfde eeuw stond hier al een kerk, maar deze werd in 1504 afgebroken om plaats te maken voor de grotere kathedraal. Tegenover de kerk staat het bekendste huis van Sarlat, het Maison de la Boétie, het geboortehuis van de Franse schrijver Étienne de la Boétie.

In het hoogseizoen kan het behoorlijk druk zijn in Sarlat. Niet het minst door de vele Nederlanders die hier in de omgeving verblijven. Wil je de stad in alle rust verkennen, dan kun je het beste in het laagseizoen komen (maart tot en met mei of september tot en met november).

Villefranche-du-Périgord

Villefranche werd in 1261 als Franse bastide opgericht door Alphonse de Poitiers, graaf van Toulouse. Niet veel later werd het grondgebied echter eigendom van de Engelsen, door het verdrag van Amiens. Na de Honderdjarige Oorlog werd het half verwoeste en verzwakte stadje gerenoveerd en kwam het opnieuw tot bloei. De oorspronkelijke kerk en het oude kasteel van de bastide werden waarschijnlijk ten tijde van de godsdienstoorlogen vernietigd. Ook Villefranche leefde vervolgens in de loop der eeuwen een sluimerend bestaan, om vanaf de twintigste eeuw met dank aan het toerisme weer wat op te leven. Een van de opvallende kenmerken van Villefranche-du-Périgord is de overdekte markthal, een architectonisch juweeltje dat dateert uit de veertiende eeuw. Hier vond en vindt nog steeds de wekelijkse markt plaats, waar lokale boeren en ambachtslieden hun producten verkopen. Bijzonder is dat de originele graanmaten bewaard zijn gebleven. 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Adverteer op En France

Heb jij een accommodatie, camping, cursus, activiteit of arrangement in Frankrijk? Word partner van En France. Wij bieden een platform dat gegarandeerd een grotere zichtbaarheid en geïnteresseerde bezoekers oplevert.

Meer info